Mensen gebruiken vandaag de dag zo’n 70% van alle grond op aarde (afgezien van de met ijs bedekte grond) voor het verbouwen van voedsel en andere gewassen die ons voorzien in ons levensonderhoud. We doen dit echter zo intensief, dat de bodem langzaamaan uitgeput raakt. Dat zorgt voor lagere opbrengsten, bodemerosie én het versterkt klimaatverandering: doordat er minder gewassen verbouwd kunnen worden op een uitgeputte bodem, wordt er minder CO2 uit de atmosfeer opgenomen. Bovendien draagt bodemuitputting bij aan het uitbreiden van woestijnen, hetgeen ook weer waterstress en voedseltekorten veroorzaakt.
Kortom: het is tijd voor een radicaal andere manier van landbouw.
We moeten toewerken naar kringlooplandbouw. Dat is een vorm van landbouw waarbij biomassa en voedingsstoffen worden vastgehouden in het voedselsysteem. Op die manier is er minder behoefte aan nieuwe voedingstoffen in de vorm van kunstmest en veevoer. Bovendien betekent het ook dat we niet meer grond en grondstoffen gebruiken dan strikt noodzakelijk is: een optimale benutting van het areaal dus, zonder het gebruik van vernietigende pesticiden.
Bij kringlooplandbouw wordt het bodemleven optimaal gevoed met een combinatie van dierlijke mest van goede kwaliteit – en gecomposteerde gewasresten en GFT-fractie. Dierlijke mest wordt niet meer als gier opgeslagen in de mestput, maar al op de boerderij gescheiden in een droge (feces) en natte (urine) fractie.
Verder grazen runderen en schapen in de kringlooplandbouw van gras en kruiden op grasland dat ongeschikt is voor het telen van voedsel. Zoals in Nederland de veenweidegebieden. Hun mest vormt een waardevolle bron van organisch materiaal. Daarmee wordt de bodem weer opgeladen en is de cirkel van de kringloop rond.